We deden alles samen
Bennie vertelt emotioneel: ‘Mijn vrouw en ik deden alles samen. We handelden in aanhangers. Dit doe ik nog steeds, maar niet meer zoveel als vroeger samen met mijn vrouw. Hele dagen waren we aan het rondtoeren door het land, op zoek naar aanhangers. We kochten ze in, als het nodig was knapten we deze op en verkochten ze weer door’.

Mopperen
‘Nooit hadden we ruzie of een scheef woord met elkaar. Tot mijn vrouw ineens anders begon te doen dan ik van haar gewend was. Het begon met kleine dingen. Ze begon ineens te mopperen als ze moe werd, dat deed ze vroeger nooit. Je wilt het natuurlijk ook niet zien en horen, maar onze kinderen hadden al door dat het slechter ging met hun moeder. Het waren de eerste verschijnselen van dementie. Toen ze nog verder achteruit ging is ze hier op de afdeling gekomen van het Ariënshuis. Ze is in acht jaar tijd erg achteruitgegaan’.
In de ochtend gaat Bennie nog werken, bij een hal iets verder op. ‘Maar als ik thuis kom haal ik haar op hoor! Ik breng haar terug voor het eten en daarna komt ze weer bij mij, tot een uurtje of 7 ’s avonds. Ook in de tijd van corona konden we op deze manier toch nog samen zijn’.
Handjes
Bennie: ‘Ze praat niet, heeft geen herkenning en geeft weinig interactie terug’. Lacht: ‘maar knorren, dat kan ze wel heel goed! Ondanks dat ik weinig reactie van haar krijg vind ik het fijn dat ze nog bij me kan zijn. Daarom help ik ook graag op het Ariënshuis. Voor corona kwam ik al langs om koffie te schenken voor bewoners. Toen had ik wel door dat het personeel wel wat handjes kon gebruiken. Toen zei ik tegen de zuster: als jullie verlegen zitten dan wil ik wel helpen waar kan. En zo ben ik begonnen, elke donderdag, met koken voor de hele afdeling. Bewoners en het personeel vinden het fijn als ik er ben. Ik zit ook in de cliëntenraad en lokale cliëntenraad. Voor klachten en tips kunnen bewoners bij mij komen, dan ga ik er achteraan om te kijken hoe we het kunnen oplossen. Zo ben ik nu aan het kijken of we een geldautomaat kunnen krijgen op het Ariënshuis’.
Bennie staat altijd klaar bij alle activiteiten. En alsof het nog niet genoeg is regelt hij elk jaar kosteloos een paard en wagen voor de afdeling. ‘Dan rijden we rond met zo’n zestien cliënten en een aantal begeleiders. Dat vind ik altijd prachtig om te doen.’
Voelt Bennie zich een mantelzorger? ‘Nee, je doet het voor je vrouw. Ik zie het als een morele plicht. Vroeger liep ik ook achter haar aan omdat ik zo gek van haar was. En dat doe en ben ik nog steeds!’
